Dyslexie betekent letterlijk niet kunnen lezen. Bij dyslexie kunnen zowel lees- als spellingsproblemen voorkomen, maar deze komen ook los van elkaar voor. Officieel wordt dyslexie in Nederland aangeduid als:
“een hardnekkig probleem met het aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van het lezen en/of spellen op woordniveau”
Hardnekkigheid is een belangrijk kenmerk van dyslexie, niet alleen bij het leren lezen en spellen, maar ook bij het snel en vlot kunnen lezen.
Variaties in dyslexie
Dyslexie is niet bij elk kind hetzelfde. Het kan variëren in:
- de manier waarop het zich uit
- de mate van ernst
- achterliggende problemen
- bijkomende stoornissen
Sommige leerlingen hebben moeite met hardop lezen, maar kunnen vrij probleemloos eenvoudige teksten stillezen en begrijpen. Andere leerlingen kunnen leesproblemen goed compenseren, maar hebben grote moeite met de spelling. Dit heeft uiteraard consequenties voor het soort interventie dat nodig is.
Onderzoek heeft uitgewezen dat:
- driekwart van de kinderen met dyslexie fonologische problemen heeft (herkennen van klankstructuur in een woord)
- driekwart van de kinderen problemen heeft met het snel benoemen van woorden (ook te merken aan het benoemen van kleuren, namen, dag van de week)
- de helft van de kinderen last heeft van beide problemen
Hoe herkent u dyslexie?
Het belangrijkste kenmerk van dyslexie is dat er een hardnekkig probleem is bij het aanleren en vlot toepassen van het lezen en spellen op woordniveau. Kinderen met dyslexie hebben veel extra oefening nodig om het (technisch) lezen aan te leren.
Daarom is het van belang dat dyslexie bij een kind zo vroeg mogelijk wordt ontdekt. Hoe eerder een gerichte aanpak van lees- en spellingproblemen kan starten, hoe groter de kans op succes.
Bij allochtone kinderen die thuis hun moedertaal spreken, is herkenning van dyslexie op de basisschool extra moeilijk. Problemen met lezen en spellen worden vaak geschoven op de algehele problemen bij het Nederlands leren.
Algemene kenmerken
Kinderen met dyslexie kunnen moeite hebben:
- om het verschil te horen tussen klanken als m en n; p, t en k; s, f en g; eu, u en ui
- om de klanken in volgorde te zetten, zoals bij ‘dorp’ en ‘drop’ of ’12’ en ’21’
- om de aandacht te houden bij ‘klankinformatie’ (gesproken woord)
- met het inprenten van reeksen, bijvoorbeeld tafels of spellingsregels
- met het onthouden van vaste woordcombinaties, uitdrukkingen of gezegdes
- met het onthouden van losse gegevens, zoals rijtjes, woordjes en jaartallen
Problemen bij het lezen
De leesproblemen van kinderen met dyslexie vallen het meest op bij hardop lezen. Sommige kinderen hebben een traag leestempo en lezen de woorden spellend. Andere kinderen hebben een hoog leestempo, maar maken daarbij veel fouten door te raden. Er kan ook sprake zijn van een combinatie van beide.
Problemen bij de spelling
Kinderen met dyslexie maken langdurig veel spellingfouten en hebben, om dat te voorkomen, veel steun nodig van spellingsregels. Het kan zijn dat ze één bepaald woord op een bladzijde op verschillende manieren spellen. Kinderen met dyslexie proberen vaak de spelling van specifieke woorden te onthouden. Dit is een enorme belasting voor het geheugen. Bovendien beklijft de kennis meestal niet, omdat ze het op een ongestructureerde manier in het geheugen opslaan.
Problemen bij het schrijven
Kinderen met dyslexie schrijven vaak onleesbaar en maken veel doorhalingen. Bij leerlingen die wel leesbaar schrijven, valt het trage schrijftempo op.
- Signalen per leeftijdsgroep
Per leeftijdsgroep zijn er verschillende signalen die kunnen duiden op (aanleg voor) dyslexie bij kinderen.
- Signalen op kleuterleeftijd
Op de kleuterleeftijd (groep 1 en 2) is dyslexie nog niet vast te stellen. Wel kunnen er een aantal signalen zijn die aanleiding geven om het kind extra in de gaten te houden. Bijvoorbeeld wanneer het kind:
- een algemeen zwak taalniveau heeft
- slecht versjes kan onthouden en slecht kan rijmen
- moeite heeft met het aanleren van willekeurige afspraken, zoals de begrippen ‘links’ en ‘rechts’ en de namen van kleuren.
Niet alle kinderen met deze problemen ontwikkelen echter dyslexie. Een vertraagde spraak-/taalontwikkeling en dyslexie in de familie heeft wel een zekere voorspellende waarde.
- Signalen onderbouw Basisonderwijs
Signalen voor dyslexie in groep 3 kunnen zijn:
- lang spellend lezen of vroeg radend lezen
- moeite met aandacht voor verbale informatie
- moeite om het verschil te horen tussen klanken als m en n, t en k, ba en da, met ritme, klemtoon en de betekenis van woorden
- moeite om verschil te zien tussen bijvoorbeeld p en q, b en d, en met volgorde in woorden (zodat omkeringen en weglatingen het gevolg zijn)
- moeite met het inprenten van reeksen (bijv. tafels), met het onthouden van woordcombinaties, uitdrukkingen en gezegdes
Signalen voor dyslexie in groep 4 kunnen zijn:
- een hekel aan hardop lezen
- lang spellend lezen
- veel radend lezen
- vaak struikelen bij het lezen
- vaak een woord overslaan
- delen van woorden weglaten
- woorden die hetzelfde klinken door elkaar halen
- een groeiend verschil tussen het leesvermogen en het vermogen een verhaal te begrijpen.
- Signalen bovenbouw Basisonderwijs
In de bovenbouw van de basisschool is het leesonderwijs erop gericht om leerlingen steeds meer woorden te leren lezen, steeds zelfstandiger te maken en door middel van lezen informatie op te laten doen en hun kennis uit te breiden.
De signalen van dyslexie in de bovenbouw zijn te merken aan een toenemende weerstand tegen leestaken en/of toenemende faalangst en kenmerken die opvallen bij a) het hardop lezen, b) de spelling, c) het schrijven en d) taken die te maken hebben met snel benoemen en/of de belasting van het verbale korte termijn geheugen.
a) bij hardop lezen valt op dat de leerling:
- te traag leest
- veel spellend leest
- veel fouten maakt door het raden van woorden
- een grote weerstand en/of faalangst tegen leesbeurten ontwikkelt
- b) bij de spellingvalt op dat de leerling:
- veel spellingfouten maakt bij vrije schrijfopdrachten
- vaak fonetisch spelt (letterlijk opschrijft wat hij hoort)
- de spellingsregels slecht onthoudt
- zichzelf niet of nauwelijks corrigeert
- c) bij het schrijvenvalt op dat de leerling:
- een traag schrijftempo heeft
- vaak een onleesbaar schrift heeft met veel doorhalingen (hoeft niet door een motorisch probleem te komen)
- d) bij het snel benoemenvalt op dat de leerling:
- problemen heeft met het onthouden van namen of het ophalen van namen uit het geheugen, bijvoorbeeld bij vakken als geschiedenis en topografie.
- Signalen Voortgezet Onderwijs
Soms wordt dyslexie pas ontdekt als het kind al naar het voortgezet onderwijs gaat. Dit kan komen doordat de basisschool het niet heeft herkend, of omdat de leerling door een zeer goede intelligentie in staat was de problemen te camoufleren.
In het voortgezet onderwijs vallen deze kinderen dan op omdat ze:
- heel veel nieuwe woorden tegelijk moeten leren en vaak onder tijdsdruk moeten presteren
- vreemde talen krijgen, waarbij de spellingsregels vaak onduidelijk zijn
- moeite hebben met het aanbrengen van structuur in het huiswerk
De oorzaken van dyslexie
De precieze oorzaak van dyslexie weten we nog niet helemaal, maar wel is duidelijk dat het zich afspeelt in de hersenen. Het lijkt erop dat het hersengebiedje waar klanken aan schrifttekens worden gekoppeld, te zwak is aangelegd of moeilijk bereikbaar is.
De klankcodes worden daardoor onvolledig of incorrect in de hersenen verwerkt en minder goed in het geheugen opgeslagen. Het gevolg is dat deze ook minder goed uit het geheugen zijn op te halen om gekoppeld te worden met het woordbeeld.
Duidelijk is dat mensen met dyslexie problemen hebben met de fonologische verwerking van taal en/of het snel benoemen van woorden.
In ieder geval staat vast dat bij dyslexie sprake is van een erfelijke factor.
Een kind dat één ouder heeft met dyslexie, heeft 40 tot 50% kans er ook aanleg voor te hebben. Bij twee dyslectische ouders ligt dit percentage rond de 80%.
Welke gevolgen heeft dyslexie?
Het niet snel technisch kunnen lezen en spellen heeft ernstige gevolgen in deze ’talige’ maatschappij, waarin veel gelezen en geschreven moet worden. De belangrijkste gevolgen van dyslexie voor een kind zijn:
- belemmeringen in het onderwijs
In het onderwijs moet veel gelezen in geschreven worden. Dit heeft ernstige gevolgen voor het volgen van onderwijs en belemmert kinderen om hun capaciteiten te ontwikkelen. Veel kinderen met dyslexie kiezen ook een onderwijsniveau dat lager is dan ze op grond van hun intelligentie aan kunnen.
- sociaal-emotionele problemen
Dyslexie kan het gevoel van eigenwaarde bij een kind zwaar ondermijnen. Het kan tot frustraties leiden als het kind voldoende intelligent is maar het technisch lezen niet onder de knie krijgt, terwijl het bij klasgenootjes probleemloos lijkt te verlopen. Ook kunnen motivatieproblemen ontstaan waardoor kinderen geen zin meer hebben om het lezen te blijven oefenen, terwijl zij juist extra oefening nodig hebben om een minimaal leesniveau te halen.
Dyslexie kan ook een grote invloed hebben op de situatie thuis.
Vooroordelen
Voor alle duidelijkheid: dyslexie is beslist geen luiheid van kinderen, geen gebrek aan intelligentie en geen modeziekte die bedacht wordt door veeleisende ouders. Ook is dyslexie geen speciale gave. Al kunnen kinderen met dyslexie net als andere kinderen wel talenten hebben op andere gebieden. Het is dan de kunst die talenten een kans te geven.
Onzichtbare handicap
Dyslexie heeft niet alleen gevolgen voor het leren van de talen, maar ook voor vakken waar veel lezen bij te pas komt. Leerlingen met dyslexie moeten daar, in vergelijking met hun klasgenoten met eenzelfde intelligentie, onevenredig veel energie in steken. Het is daarom van belang bij alle vakken rekening te houden de lees- en spellingsproblemen en niet alleen bij de taalvakken en zoveel mogelijk compenserende maatregelen te treffen.
De gevolgen van dyslexie spelen niet alleen op school, maar ook tijdens een studie of beroepsopleiding en later op de werkvloer. In de huidige maatschappij is dyslexie dan ook een serieuze handicap/belemmering.
Bijkomende problemen
Dyslexie komt vaak voor in combinatie met:
- andere leerstoornissen: dyscalculie
- aandachtsstoornissen: ADHD
- motorische stoornissen: DCD (Developmental Coordination Disorder)
- spraak-/taalstoornissen
Als twee stoornissen meer dan gemiddeld gelijktijdig voorkomen, noemt men dit comorbiditeit. Bij al deze stoornissen is er net als bij dyslexie sprake van een probleem met de informatieverwerking in de hersenen.
Soms hebben kinderen met dyslexie ook problemen met het onthouden van talige informatie. Ook komt het relatief vaak voor dat zij grote moeite hebben hun werk te structureren.
Onderkenning
Vaak zijn er discussies over wat er allemaal bij dyslexie hoort. Bij dyslexie gaat het om lees- en spellingsproblemen. Andere problemen zijn het gevolg van dyslexie of worden veroorzaakt door de bijkomende stoornissen.
Wanneer er één stoornis is vastgesteld, is het wel belangrijk dat de andere niet over het hoofd wordt gezien en dat niet alle problemen aan de ene stoornis worden toegekend. Elke stoornis heeft een specifieke aanpak nodig. Voor dyslexie is dat gericht op lees- en spellingstaken.
Hoogbegaafdheid
Dyslexie heeft niets te maken met intelligentie. Ook kinderen met een heel hoog IQ kunnen moeite hebben met lezen en schrijven. In de praktijk is het extra lastig dyslexie bij deze kinderen te herkennen. Vaak wordt de dyslexie pas laat herkend, als een kind op het voortgezet onderwijs zit.
Dit moeilijk herkennen komt omdat deze kinderen door hun hoge intelligentie niet tot de allerslechtsten van de klas behoren, maar een matige lezer en speller zijn. Juist door hun hoge intelligentie kunnen deze kinderen genoeg compenseren, waardoor niet aan dyslexie gedacht wordt. Pas wanneer op het voortgezet onderwijs het tempo hoger komt te liggen en de hoeveelheid leerstof toeneemt, worden de problemen groter en wordt eventueel aan dyslexie gedacht.
Deze kinderen worden niet aangesproken op hun capaciteiten. Het gevaar bestaat dat het kind gedemotiveerd raakt.
Dyslexie en taal-/spraakstoornissen
Taalontwikkelingsstoornissen komen vaak voor bij kinderen die later dyslexie ontwikkelen. 40 tot 50% van de kinderen met taalproblemen krijgt later ook leesproblemen.
Bij directe vergelijking van kinderen met ernstige taal-/spraakproblemen en kinderen met dyslexie blijkt dat beide groepen problemen hebben met dezelfde dingen:
- het fonologisch bewustzijn (aan elkaar plakken van klanken of ontleden van klanken in een woord)
- het nazeggen van woorden en zinnen (moeite met onderscheid maken tussen spraakklanken)
- de spraakperceptie (verwerken van spraak)
- het beoordelen of een zin goed of fout gevormd is (grammatica)
Er bestaat dus een overlap tussen de groep taalgestoorde kinderen en de groep kinderen met dyslexie.